Meer biodiversiteit in het gemeentelijk groen op haar eiland, dat is waar gemeente Schouwen-Duiveland voor wil gaan. Wij voerden een nulmeting op randvoorwaarden voor biodiversiteit uit en gaven de gemeente een direct handelingsperspectief; wat kan zij per beheervak doen om die randvoorwaarden te verbeteren? Dat deden we volgens onze eigen methodiek Basiskwaliteit Groenbeheer.
Gemeentelijk groen functioneert als een oase in een versteende omgeving. Allerlei plant- en diersoorten vinden hier een plek om te groeien, verblijven, schuilen en eten. Vooral bosplantsoen binnen de bebouwde kom levert een grote bijdrage vanwege de variatie aan soorten en de gelaagdheid. Een grote variatie aan plant- en diersoorten is nodig voor een veerkrachtig ecosysteem dat bestand is tegen onder meer de gevolgen van klimaatverandering. Een gezond ecosysteem zorgt voor een gezonde leefomgeving voor mensen en dieren. Gemeente Schouwen-Duiveland wil daarom werken aan de juiste randvoorwaarden in haar openbare groen zodat planten en dieren er zich kunnen vestigen en leven.
7.201 vakken en 118 waterpartijen
Om straks de effecten van genomen maatregelen te kunnen monitoren, is het belangrijk te weten hoe het er op dit moment voor staat met die randvoorwaarden voor de soortenrijkdom binnen de dorpskernen. Daarom startten we de opdracht met een nulmeting en vanuit die uitgangspositie bepaalden we waar kansen liggen en waar de gemeente naar toe kan gaan werken. We onderzochten beplantingen en waterpartijen. De kruidachtige vegetatie werd al meegenomen in een lopend, regionaal project. Tijdens het verzamelen van data constateerden we dat we uitvoerig veldonderzoek moesten doen voor een goede indicatie van de biodiversiteitswaarden in het groen. Onze ecologen hebben alle beheervakken en waterpartijen in alle 18 kernen op het eiland onderzocht. Dat waren maar liefst 7.201 groenvakken en 118 waterpartijen. Samen met bestaande data leverde dit veldonderzoek een zeer compleet beeld op van de randvoorwaarden voor de biodiversiteit in het openbare groen binnen de bebouwde kom.

Een overzichtskaart met gemiddelde natuurwaardescores.
Geschikt thuis
Al die verzamelde data zijn alleen interessant als je weet hoe je ze moet structureren en interpreteren, zodat je er conclusies uit kunt trekken. Met Basiskwaliteit Groenbeheer hebben we daarvoor een methode ontwikkeld die we op Schouwen-Duiveland voor het eerst hebben toegepast. Het uitgangspunt bij Basiskwaliteit Groenbeheer is dat we met een ecologische bril kijken naar de condities van de beheervakken, afzonderlijk en in relatie tot elkaar. We beoordelen of planten en dieren in de beheervakken een geschikte groeiplaats of veilig onderkomen kunnen vinden. Planten en dieren hebben immers specifieke behoeften, zoals een geschikte bodem, voedsel of mogelijkheid voor voortplanting en schuilen. Voor dieren geldt dat de meeste zich tijdens hun leven moeten kunnen verplaatsen binnen hun omgeving. Vooral grotere diersoorten hebben veel ruimte nodig, slechts een klein aantal soorten kan ongunstige omstandigheden langere tijd doorstaan. De sleutel is variatie. Hoe meer variatie er is in beplanting en gelaagdheid, hoe meer soorten het beheervak in potentie kan bieden. Maar ook de mate van verbinding met andere groene elementen en de omvang daarvan zijn belangrijk.
Multicriteria-analyse binnen Basiskwaliteit Groenbeheer
Om de waarde van de beplanting in een vak te bepalen, ontwikkelden we een multicriteria-analyse. Voor de groenvakken baseren we ons bij deze analyse op zeven kwantitatieve en kwalitatieve criteria. Ook voor waterpartijen stelden we dit soort criteria op. Denk aan oeverinrichting, visuele waterkwaliteit en begroeiing van het water en het talud. Hieronder werken we de zeven criteria voor groenvakken verder uit:
- Soortenvariatie – Meer soortenvariatie bevordert biodiversiteit en functionele diversiteit, waardoor het ecosysteem veerkrachtiger wordt. Hagen die uit één soort bestaan, scoren bijvoorbeeld laag op variatie. Hoe groter een object, hoe meer soorten er kunnen voorkomen. De score op dit criterium kan dus samenhangen met die op omvang.
- Inheemse soorten – Inheemse soorten zijn vaak beter aangepast aan lokale omstandigheden en spelen een belangrijke rol in het ecosysteem. Er zijn bij inheemse soorten meer relaties en grotere afhankelijkheden met en tussen andere soorten dan bij uitheemse planten. Zo is de ecologische afhankelijkheid van soorten bij een meidoorn groter dan bij sneeuwbes. Meidoorn scoort dus hoger op dit criterium.
- Omvang – Grotere objecten hebben vaak een hogere ecologische waarde omdat ze meer soorten kunnen ondersteunen en robuuster zijn.
- Verbinding en inpassing – Hierbij wordt bekeken of het groene element verbonden is met omliggend groen in de dorpskern of het buitengebied. Daarnaast kijken we in welke mate het object functioneel of landschappelijk is ingepast in de omgeving. Verbindingen helpen soortenuitwisseling en dat vergroot de overlevingskansen.
- Structuur – Met dit criterium wordt beoordeeld in hoeverre het beheerobject beschutting biedt aan dieren en planten. Om een score te kunnen geven, kijken we bijvoorbeeld naar de aanwezigheid van vegetatielagen, de haagvoet (is daar geschoffeld of niet?) en in hoeverre de bodem is begroeid.
- Voedselvoorziening – Voldoende voedsel draagt bij aan gezonde populaties dieren. We kijken naar de aanwezigheid van vruchten, noten, nectar of stuifmeel. De diversiteit is belangrijker dan de hoeveelheid.
- Voortplantingsmogelijkheden – Hierbij kijken we of een gebied mogelijkheden biedt voor succesvolle voortplanting, zoals broedplaatsen en nestplekken. Daarvoor zijn bijvoorbeeld een dichte heg of dood hout nodig.
Per beheervak scoorden we elk criterium op een schaal van 1 tot en met 5, waarbij 1 de laagste score is en 5 de hoogste. Naast die score per vak keken we ook naar het voorkomen en de omvang van de verschillende beheertypen.
En nu?
Schouwen-Duiveland krijgt in de rapportage een uitgebreid overzicht in de vorm van tabellen, ‘webben’, staafdiagrammen en kaarten. Door de scores 1 tot en met 5 voor de vaste criteria op verschillende manieren te rangschikken, ontstaan diepgaande inzichten in de huidige stand van de randvoorwaarden en ontdek je aan welke knoppen je kunt draaien om die randvoorwaarden te verbeteren. We zorgen ervoor dat deze inzichten visueel aantrekkelijk zijn, dat helpt bij het vormen van een beeld van het hele gebied en bij het maken van keuzes. We geven gemiddelde scores (voor het hele gebied) per beheertype (bosplantsoen, haag, vaste planten, rozen en heesters). Je ziet ook hoeveel van dat beheertype aanwezig is in een specifieke kern en hoe dat type in die kern scoort. Zo kun je bijvoorbeeld concluderen dat een type in een kern slechter scoort dan gemiddeld en maatregelen gaan uitvoeren om het type daar robuuster te maken. Of je kunt zoeken naar mogelijkheden om het areaal groen te vergroten en grijs te verminderen.
Puzzel leggen
Ondanks al die inzichten is het nog altijd een puzzel om te bepalen welke maatregelen je waar en wanneer gaat uitvoeren en welke maatregelen waarschijnlijk het meeste effect gaan opleveren. Uit de analyse blijkt bijvoorbeeld dat bos of bosplantsoen de meeste potentie heeft voor meer soortenrijkdom. Je zou dus denken dat je daar als eerste mee aan de slag gaat. Maar omdat bos in zichzelf al zulke goede condities heeft, kun je veel meer resultaten halen bij andere beheertypes. Ook als die relatief minder voorkomen. Natuurlijk hangt dat ook weer samen met bijvoorbeeld de omvang van een beheertype of de gebruiksfunctie van de plek. Niet alle aanpassingen zijn mogelijk of wenselijk. Een gemeente heeft bovendien niet alleen ecologische afwegingen te maken, maar moet ook rekening houden met andere factoren, zoals veiligheid, ruimtegebruik en technische staat. Ook deze factoren hebben invloed op de te nemen maatregelen voor meer biodiversiteit.
Menukaart
Om de juiste maatregelen op het juiste moment uit te voeren, houd je dus rekening met alle factoren die invloed hebben op het openbare groen en het gebruik ervan. Er is bovendien een flinke dosis ecologische kennis en expertise nodig. De gemeente heeft die in huis en wij helpen daarbij door in de rapportage per beheertype, per criterium en specifieke omstandigheid uitgebreide sets maatregelen voor te stellen. Zo ontstaat als het ware een menukaart om uit te kiezen. Basiskwailteit Groenbeheer geeft richting en strategische input voor het dagelijks groenbeheer.
Cockie de Wilde, beleidsmedewerker Groen en Landschap bij gemeente Schouwen-Duiveland: “Het eindresultaat van de nulmeting is een puzzelstukje in onze poging de biodiversiteit te vergroten. We hebben nu inzicht in de menukaart en hoe de locaties per kern scoren. Aan ons om de puzzel aan te vullen en keuzes te maken. Hiermee maken we het groen niet per se mooier, maar onze keuzes zijn vanuit het oogpunt van biodiversiteit en daarmee variatie en verbinding noodzakelijk.”
Het is goed om ook rekening te houden met het bodemtype en bijvoorbeeld een bijbehorende ambassadeurssoort. De aanwezigheid van zo’n soort zegt veel over de conditie van het groen en indirect over de stand van de biodiversiteit omdat ook andere soorten profiteren van gunstige omstandigheden. Een ambassadeurssoort helpt in de communicatie richting bijvoorbeeld inwoners het verhaal concreet en begrijpelijk te maken.
Meer weten over Basiskwaliteit Groenbeheer? Lees hier meer over deze dienst:
Basiskwaliteit Groenbeheer ➜