Onze ecologen hebben maar liefst 204 kamsalamanders en zo’n tweeduizend kleine watersalamanders verplaatst vanuit een te dempen sloot in Opijnen naar een nieuwe leefomgeving.
De buitendijks gelegen sloot moet wijken voor het verstevigen van de dijk in het kader van hoogwaterveiligheid. Kamsalamanders gebruikten de sloot als voortplantingsplek. De kamsalamander is een beschermde soort. Verstoring van de soort of vernietiging van leefgebied mag dus niet, tenzij het belang van de geplande werkzaamheden groot genoeg is. Waterschap Rivierenland kreeg ontheffing voor de uitvoering van de werkzaamheden door bouwcombinatie Mekante Diek (Ploegam, Dura Vermeer en Van Oord). Voorwaarde was wel dat er een nieuw leefgebied voor de afgevangen kamsalamanders gemaakt zou worden. Dat nieuwe leefgebied is anderhalf jaar geleden al opgeleverd. Onze ecologen zijn door Mekante Diek ingezet om de salamanders veilig te verplaatsen naar het nieuw aangelegde voortplantingswater, ongeveer 50 meter verderop.
Hoe ziet dat er in de praktijk uit?
De te dempen sloot was 300 meter lang. Onze ecologen hebben in totaal zo’n vier lange dagen in de sloot gestaan. Ingepakt in een waadpak en voorzien van schepnetten en emmers bewogen zij zich stap voor stap door de sloot. Bij elke stap schepten zij met hun schepnet om zich heen, alle richtingen op. Zo werkten zij heel secuur de hele sloot door en konden ze steeds een stuk sloot ‘vrijgeven’. Dat stuk werd direct eenzijdig gedempt met klei en afgewerkt, zodat de salamanders niet terug konden zwemmen.
Enorme aantallen
In het relatief kleine gebied vingen de ecologen 204 kamsalamanders en naar schatting zo’n tweeduizend kleine watersalamanders. Dat waren er onverwacht veel, hoewel we uit onderzoek van Ravon weten dat er poelen zijn met wel zo’n vijfhonderd kamsalamanders. Salamanders zijn typische prooidieren, een ooievaar eet er rustig een tiental achter elkaar op. Dus ze moeten ook wel in hoge dichtheden aanwezig zijn om hun populatie in stand te houden
Beste schep
Ecoloog André Geelhoed: “In mijn ‘beste’ schep zaten vijf kamsalamanders en twintig kleine watersalamanders. Opvallend was dat bij die 204 kamsalamanders slechts 4 mannetjes zaten. Iets meer vrouwtjes dan mannetjes in een populatie is normaal, maar deze verhouding is wel heel extreem. Vlak voordat wij er aan de slag gingen, was de waterstand erg hoog en de sloot is buitendijks. Dat kan een verklaring zijn. De mannetjes gaan in het voorjaar altijd een week of twee eerder het water weer in dan de vrouwtjes. Misschien zijn ze met het hoge water weggestroomd of opgegeten door grotere vissen uit de rivier.”